Spikes blijken schadeloos
Een dikke maand geleden gaf Schamper het woord aan intellectueel provocateur Theodore Dalrymple. De uitspraken van deze conservatieveling botsten toen op heel wat tegenstand. Vandaag wordt de oppositie vergezeld door professor Wim Beyers, wiens onderzoek Dalrymples veroordeling van rockmuziek probeert te ontkrachten.

Gefotografeerd door Kristin Van Damme
Naar trouwe gewoonte nam Dalrymple geen blad voor de mond. Niet alleen is rockmuziek volgens hem een artistiek waardeloos genre, het zou de luisteraar ook “geagiteerd en agressief” maken. Wanneer hem werd gevraagd waar deze stelling op steunde, verwees hij naar zijn persoonlijke observaties als gevangenispsychiater. De wetenschap loopt echter niet zo hoog op met anekdotisch bewijsmateriaal. Gelukkig kunnen we nog altijd terugvallen op het onderzoek van professor Beyers, die al enkele jaren het verband tussen agressie en heavy metalmuziek onderzoekt.
Hoe kwam u op het idee het verband te zoeken tussen heavy metal en agressief gedrag?
“Ik ben twee à drie jaar geleden begonnen met deze onderzoekslijn naar aanleiding van een thema dat werd gesuggereerd door een thesisstudent. In literatuur – zelfs wetenschappelijke – worden veel praatjes verkocht over dit onderwerp. Zo zijn er bepaalde studies gepubliceerd die aantonen dat er in bepaalde klinische settings opvallend veel heavy metalfans zitten. Experimenteel onderzoek die de rechtstreekse link tussen heavy metalmuziek en agressie aantoont, bestond echter nog niet. Dat is dus wat wij nu geprobeerd hebben te doen.”
U bent al enkele jaren bezig met dit onderzoeksproject, wat heeft dat onderzoek tot nu toe allemaal opgeleverd?
“We hebben twee studies gedaan samen met thesisstudenten en hebben plannen voor een derde. Het eerste onderzoek heb ik uitgevoerd met Tom De Wilde, een uitgesproken metalhead en ondertussen master in de psychologie. Sindsdien heb ik een tweede onderzoek uitgevoerd met Cedric Arijs die voortbouwde op het eerste onderzoek. Interessant is dat de resultaten van deze experimenten elkaar lijken te bevestigen.”
Er was vóór u nog geen gelijkaardig onderzoek dat een link tussen metal en agressie naging. U hebt dus zelf de experimenten moeten ontwerpen.
“Inderdaad. Eerst hebben we een dertigtal fans gezocht in het Gentse, via metalcafés en -festivals. Natuurlijk hebben we gescreend of ze al dan niet ‘fan’ waren door na te gaan hoe lang ze al naar het genre luisterden, hoeveel platen ze bezaten, enzovoort. Daarnaast hebben we ook een even grote controlegroep samengesteld van mensen die voornamelijk luisterden naar andere, zachtere genres. Eerst werd hen een vragenlijst voorgeschoteld, waarna zij uitgenodigd werden in het laboratorium om enkele experimenten te doen.”
Vervolgens werd de reactie van de proefpersonen op metalmuziek geobserveerd. Hoe kan dit op een objectieve manier getest worden?
“Eerst kregen de proefpersonen een fragment popmuziek of metalmuziek te horen, ongeacht hun persoonlijke voorkeur, waarna ze werden onderworpen aan enkele tests. In het eerste onderzoek bestond de test uit een Implicit Association Test. Dit is een test waarmee impliciete attitudes, waarvan de persoon in kwestie zich vaak zelf niet bewust is, geobserveerd kunnen worden. In essentie worden in deze test ik-woorden mogelijk geassocieerd met in ons geval agressieve woorden, of op z’n minst woorden die roekeloosheid uitdrukken. Ook hebben we met een vragenlijst de toenmalige houding gemeten ten opzichte van roekeloosheid, normovertreding. Ten slotte hebben we de proefpersonen het computerspel Grand Theft Auto laten spelen.”
Die laatste test lijkt nogal onconventioneel. Is het gedrag in een videogame wel betrouwbaar in een wetenschappelijk kader?
“Die test was een zelf verzonnen meting die we inderdaad niet hebben kunnen valideren in onderzoek. Het opzet was te meten hoe vaak de proefpersonen mensen omver reden, moorden pleegden, enzovoort. We hebben daarom tijdens het tweede onderzoek een andere gedragsmeting, de Balloon Analogue Risk Task, uitgevoerd die veel beter wordt gevalideerd in onderzoek. In deze taak krijgt de testpersoon op een computerscherm een ballon te zien, die wordt opgepompt wanneer er wordt geklikt. Per klik krijgt de proefpersoon een bedrag. Wanneer de ballon na een onbekend aantal aanslagen ontploft, krijgt hij niets. De proefpersoon doet deze test dertig keer, waarbij het aantal aanslagen per niet-ontplofte ballon wordt opgeteld. Dat cijfer toont uiteindelijk aan hoe ver de proefpersoon durft te gaan, en dus hoe roekeloos hij is.”
U gebruikt voornamelijk het concept roekeloosheid, maar is dat wel inwisselbaar voor agressiviteit?
“Dat komt omdat we in de literatuur rond metal vooral dat concept zien terugkomen. Toch zou deze roekeloosheid gezien kunnen worden als een bron van agressiviteit. Indien gewenst kunnen we natuurlijk nog explicieter agressiviteit meten.”
Tussen denken en doen
Welke besluiten heeft u tot nu toe kunnen trekken uit dit onderzoek?
“De belangrijkste conclusie die we tot nu toe kunnen trekken, is dat metal wel degelijk aanleiding geeft tot meer roekeloze attitudes, maar absoluut niet tot roekeloos gedrag. Die attitude uit zich in een houding waarin de proefpersonen zin krijgen om zich enigszins roekeloos te gedragen. Onderzoek tussen attitude en reëel gedrag toont echter steevast aan dat er geen enkel verband is tussen die twee.”
Waar is dit verschil tussen attitude en gedrag dan aan te wijten?
“Dat is wellicht te verklaren door het concept van zelfcontrole. In onze populatie zaten voornamelijk 17 tot 19-jarigen. Op die leeftijd is men al ietwat bewust van zijn houding en heeft men al een zekere graad van zelfbeheersing aangeleerd. Bijgevolg zullen zij minder makkelijk overschakelen op agressief gedrag. Bij jongere adolescenten die nog niet zo getraind zijn om een zekere zelfcontrole te bewaren, zal die attitude misschien wel vaker omgezet worden in handelen.”
Kan dat inzicht de observatie van Dalrymple niet alsnog bevestigen? Hij baseert zich op wat hij waarnam in de gevangenis. Het lijkt aannemelijk dat deze populatie getypeerd wordt door een lagere graad van zelfbeheersing.
“Dat is een mogelijke verklaring, maar dan moet je je wel nog enkele bedenkingen maken. Ten eerste wordt de connectie tussen metalmuziek en gevangen zitten onrechtstreeks gemaakt. Het is niet omdat veel gevangenen fan zijn van metalmuziek, dat je daaruit kunt afleiden dat die muziek leidt tot in de gevangenis zitten. Je kijkt dan niet naar de metalfans die niet in de gevangenis zitten, wat ongetwijfeld een veel grotere groep is. Je kan trouwens ook niet bepalen of die causaliteit klopt. Misschien zijn er heel wat metalfans die pas in de gevangenis naar dat genre zijn beginnen luisteren.”
Mosh-etiquette
Toch zijn er heel wat aspecten aan de metalcultuur die mensen als agressief bestempelen, denkend aan de mosh pits en de wall of death.
“Deze fenomenen worden door buitenstaanders vaak gelabeld als agressief, maar worden door fans niet noodzakelijk zo ervaren. Het moshen bijvoorbeeld wordt sterk gestuurd door impliciete gedragsregels. Er vallen immers zelden slachtoffers, deels omdat er een grote hulpvaardigheid is binnen de groep. Wanneer iemand in die massa valt, is het gebruikelijk dat hij wordt geholpen door omstanders. Dit is dus duidelijk geen vorm van overdreven agressie.”
Hoe wordt dit gedrag dan gepercipieerd binnen de metalcultuur?
“Uit een onderzoek van Jeffrey Arnett, die zelf veel heeft geschreven rond dit onderwerp, blijkt dat fans vaak beweren dat de muziek net louterend werkt. Ze hebben een agressieve impuls en kunnen die op een beheerste manier uiten via metal. Tijdens interviews met fans komt dat vaak terug: ‘Metal is muziek die mij rustig maakt.’ Helemaal niet wat we zouden verwachten dus.”
Kunt u ten slotte verklaren wat de metalheads zo onderscheidt van andere muziekfans?
“Het genre heeft enkele typerende eigenschappen die een zekere graad van agitatie bij de luisteraar kunnen veroorzaken. Zo wordt metal vaak beluisterd op hogere volumes, wat misschien wel enige impact kan hebben. In de literatuur verwijst men vooral naar de gebroken ritmes die eigen zijn aan het genre. In klassieke popmuziek heb je bijvoorbeeld een ritme dat netjes opbouwt en voortdurend terugkomt, terwijl je in metalmuziek veel verschillende ritmes hebt die elkaar voortdurend afwisselen en vervangen. Dat zou mogelijk tot een soort van agitatie kunnen leiden.”