Geluk en emoties anno 120
- editie
- 538
- categorie
- alfawetenschappen
Wie aan Romeinen denkt, denkt aan Caesar, Augustus, heroïsche veldslagen, magnifieke kostuums, bloederige gladiatorengevechten, decadente braspartijen, epische mythes en mysterieuze goden. De gemiddelde academicus houdt het meestal echter iets meer down-to-earth: marxistische economische theorieën, potscherven en hypotheses over imperiumvorming. Maar ook een nogal onverwachte vraag: waren de Romeinen eigenlijk gelukkig?
Professor Katelijn Vandorpe (KU Leuven), gespecialiseerd in de door een gebrek aan bronnen al bij al moeilijk te beantwoorden kwestie van geluk in de klassieke oudheid, kwam over die vraag spreken aan de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde. De kwestie splitst zich volgens professor Vandorpe op in twee delen: enerzijds is er de vraag naar individuele uitingen van emotie in de oudheid, anderzijds probeert ze op een structurele manier onderzoek te doen naar maatschappelijke elementen die persoonlijk geluk en tevredenheid bepalen.
Emoties
Emotionele uitingen op een individueel vlak zijn verrassend vaak bewaard gebleven in de vorm van brieven. Professor Vandorpe presenteert liefdesbrieven, correspondenties van ongeruste echtgenoten en andere bronnen die getuigen van een complexe emotionele wereld die op persoonlijk niveau in grote mate gelijkloopt met de onze. Dit doet vermoeden dat de factoren die die Romeinse emotionele wereld uitmaken gelijkaardig zijn aan de factoren die onze contemporaine emoties sturen. Om op een structurele manier onderzoek te doen naar geluk in de antieke wereld, baseert professor Vandorpe zich dan ook op dezelfde factoren die door academici gebruikt worden om geluk vandaag te onderzoeken en die verzameld zijn in de Happiness-index. Die neemt vijf grote speelvelden in rekening die ons emotioneel geluk samen bepalen: het fysieke veld, het sociale veld, het economische veld, het culturele veld en het politieke veld.
Happiness-Index
Niet al die velden zijn echter even goed gedocumenteerd. Het blijft bijvoorbeeld moeilijk om te achterhalen of een doordeweekse inwoner van Alexandrië of Rome tevreden was met de basisgezondheidszorg, en of hij vond dat zijn dokter genoeg persoonlijk contact onderhield. Eigenlijk weten we zelfs niet of die doordeweekse Romein wel degelijk een dokter had. Met betrekking tot het fysieke veld moeten we ons dus beperken tot een aantal structurele factoren zoals levensverwachting en hygiëne.
Andere velden zijn toegankelijker om te onderzoeken: op economisch vlak ligt het aantal beschikbare bronnen bijvoorbeeld veel hoger, maar dat houdt zeker niet in dat het makkelijker is om na te gaan of Janus met de pet de economische stabiliteit bezat die een gelukkig leven faciliteert. Veel documenten zijn vooral gerelateerd aan belastingen en financiën, maar ze zeggen weinig over de individuele belastingdruk. Bovendien impliceren hoge belastingen niet per definitie dat het economisch regime een negatieve impact heeft op het individueel geluk. Integendeel, veel moderne landen met een hoge Happiness-index hebben hoge belastingen, maar ook een sterke overheid die veel dienstverlening biedt. Dit koppelt dan weer terug naar het politieke veld, waar de geringe mate van aanwezigheid van de premoderne Romeinse staat in het leven van alledag wel een negatieve factor kan zijn.
Finaal is het volgens professor Vandorpe moeilijk om definitieve uitspraken te doen over het geluk van de Romein. Maar haar onderzoek opent wel een massa perspectieven naar nieuwe, concrete probleemstellingen die met een volledig andere oriëntatie dan klassiek onderzoek. Antieke economen peilen meestal naar staatsfinanciën, maar het individu verwatert vaak in deze structuralistische methodologie, hoewel ook zeker voor hogere klassen wat Vandorpe ‘persoonlijke assets’ noemt te onderzoeken vallen. Idem op politiek vlak, waar vaak individuen zoals Cicero en Caesar het academische discours domineren. De aanpak van professor Vandorpe staat toe om het onderzoek te focussen op de manier waarop het politieke veld concreet in de maatschappij aanwezig (of afwezig) is en intervenieert.