Pool
Aaron Maine van Porches bedekt zijn uitingen al eens graag met de mantel der liefde voor all things indie. Waar het drie jaar geleden met het album ‘Slow Dance in the Cosmos’ nog een vuil lo-fi vestje was, drapeert hij zich op ‘Pool’ in iets met schoudervullingen. De (soms zelfs industriële, zoals in ‘Hour’) synthesizersounds uit de jaren 80 van eender welke one hit wonder die u te binnen schiet, zijn immers zo kitsch dat het terug cool wordt. Tja, everything is a remix, en bij de intro van ‘Hour’ of ‘Shaver’ is het bijvoorbeeld overduidelijk dat ‘People Are People’ van Depeche Mode wordt aangehaald. Dat steekt Aaron Maine ook niet onder stoelen of banken, aangezien hij wel eens met een shirt van Depeche Mode in hippe blogs en e-mags durft te verschijnen. Tja, de mens woont dan ook in New York en vult daar met Porches met gemak middelgrote zalen. En hij draagt al eens een modieuze klak. Meer redenen heeft de redactie van bijvoorbeeld Vice niet nodig om Maine uit te nodigen voor een interview.
Het geheel van ‘Pool’ wordt bezongen met Maines koele dromerigheid zoals Washed Out en een funky new beat-bas, want een zwembadalbum moet goed klinken op een cassette in een boombox. Maar Porches reikt verder dan deze verpakking. Het is het oeroude idee van een op het eerste gehoor zomers klinkende song voor naast het zwembad, waarna de tekst het geheel donker kleurt. Porches slaagt er met verve in om die twee in functie van elkaar te laten bestaan. De geest van The Smiths blijft altijd maar leven in de indiescene. “When will you die?”, dat zong Morrissey van The Smiths toch?
Toegegeven: waar bij de shoegazers van My Bloody Valentine “Sue is fine” nog als “Suicide” kon klinken, blijft Porches nog met het kopje boven water met “I want to be apart of it all” dat als “I want to be a part of it all” klinkt: een vluchten en niet-vluchten, willen en niet-willen. Het is alleszins een subtielere woordspeling dan de ‘Headsgiving’ waarmee Porches op ‘Slow Dance in the Cosmos’ uitpakt. In zijn subtiliteit ligt dan ook de effectiviteit van ‘Pool’: de wederkerende verwijzingen naar (en het bijna tastbare van) het water, de constante lusteloosheid waar alles van uitgaat, de bedrieglijke simpliciteit en banaliteit van nummers zoals ‘Car’ – dat overigens een ode zou kunnen zijn aan een auto (“Oh what a machine”), maar ook de indiekoningen van Metronomy – hét vluchtmiddel bij uitstek, en het altijd maar terugkeren naar hetgeen waarvoor gevlucht wordt: de verloren liefde. Dat wordt duidelijk in nummers zoals in ‘Shaver’: “I made my face smooth for you / Do you like the things I do? / Oh, I hope so”. Minder subtiel kan ook, in ‘Glow’:”I know I need you / You know that we are through / I drive by your house at night”. De dualiteit in het spel van vluchten en niet-vluchten, willen en niet-willen is compleet en oprecht in het laatste nummer, ‘Security’, waarin het doel van Maines zoektocht duidelijk wordt: “Man, I wish there was a place that I knew I could always stay”.
Het gebrek aan dynamiek zorgt er wel voor dat de aandacht nogal snel wegebt. Ook de songs met autotune nodigen uit tot overslaan. Zelfzeker klinkt het daardoor evenmin, wat een keuze kan zijn. Alleszins: qua sfeer scheppen en songmanship heeft Porches potentieel om groot te worden. ‘Pool’ is alvast een hip oestertje – diep onder water – dat een conceptueel pareltje herbergt.