The Jungle Book
Met een grote dosis scepsis begaf ik mij onlangs naar de cinema. Het doel: ‘The Jungle Book’. Als lid van het selecte groepje voor wie de originele klassieker van Disney vreemd is, was de angst om 105 minuten naar een flauw afkooksel van een oude kinderfilm te kijken, zonder terug te kunnen vallen op nostalgische gevoelens, aanzienlijk. Gelukkig bleek die vrees grotendeels ongegrond.
Het welgekende verhaal van Mowgli, die opgevoed wordt door wolven in de jungle, maar door de tijger Shere Khan gedwongen wordt deze te verlaten, is omgetoverd tot een adembenemend schouwspel, waarin dansende en Engels sprekende dieren merkwaardig genoeg heel natuurlijk overkomen. De verbluffende kwaliteit van de computergeanimeerde dieren en landschappen overtreft zowat elke andere film. Bovendien maakt die CGI het nogal zwakke verhaal en het nog zwakkere einde bijna goed.
Neel Sethi heeft met Mowgli zijn eerste grote rol binnen. De nieuwbakken acteur had de moeilijke taak om, ondanks het voortdurend acteren tussen de green-screens, toch op een realistische manier de vele acties en emoties weer te geven. Zeggen dat hij daar helemaal in geslaagd is, zou overdreven zijn, maar het is een verdienstelijke poging. Naast Mowgli zijn ook Baloo de beer (Bill Murray) en King Louie (Christopher Walken) zeker het vermelden waard. Op het moment dat de film zichzelf iets te serieus begint te nemen, komt Baloo daar gelukkig een stokje voor steken. Met zijn guitige snoet, zorgeloze levensstijl en The Bare Necessities maakt hij het geheel meteen een stuk aangenamer. King Louie, een reusachtige mensaap, valt als slechterik zeker te smaken. Alleen jammer is dat zijn uitvoering van I Wanna Be Like You helemaal niet bij zijn karakter past, wat hem noch het lied ten goede komt.
Een tip voor op het einde: blijf gerust even zitten, het is de moeite waard.