
Een nieuw academiejaar
Een nieuw academiejaar betekent een nieuwe generatie studenten. De universiteit is voor de meesten evenwel een grote sprong in het onbekende. Een eerstejaarsstudente en een ervaren professor delen verwachtingen en anekdotes over het academische leven.
De zeventienjarige Alice Delafontaine heeft Latijn-Wiskunde gestudeerd en zal in oktober aan de opleiding Taal- en Letterkunde beginnen: “Taal heeft mij altijd al geboeid. Het is iets dat leeft. Iets dat zo menselijk maar toch tegelijk ook zo abstract is. Hoe het een emotie in enkele regels kan condenseren en het op die manier de eeuwen kan laten trotseren ... Een verhaal kan mij soms echt tot tranen toe beroeren. ‘k Denk dat ik daarvoor mijn lerares Mia te danken heb. (glunderende ogen) Mia heeft mij laten kennismaken met Catullus en Ovidius, maar ook met Keats, Kloos en Hermans. Later hoop ik ook anderen zo te stimuleren. Daarom wil ik nadien nog de specifieke lerarenopleiding volgen.”
Buitengewoon hoogleraar Vroegmoderne Engelse Letterkunde Herman Vincke herkent zich in het enthousiasme van Alice wanneer hij de deur opendoet: “Lap. Weer een. Als ’t is om over uw paperpunten te zagen, weet dan dat je enkel nog in de eerste plaats erdoor was omdat ik onder de indruk was van de originele manier waarop er weer één heeft aangetoond dat men helemaal geen pot vaseline en een harige Turk nodig heeft om Marlowe in zijn eerbaarheid te schenden. Dat en mijn vakantie was al geboekt. (slaat deur dicht; pauze; doet weer open) Ah wacht. ’t Is voor dat interview, zeker? Ik herinner mij dat de decaan er iets over gezegd heeft. Wat was het weer? ‘Dat de faculteit wat promo kan gebruiken (hah!) de collega’s hebben het druk (hah!) we zouden je ontzettend dankbaar zijn (hah!) we nemen uw onderzoeksgeld af, gij verbitterd fossiel (klonk al beter) etc.’ Enfin. Schaakmat gezet op mijn oude dag. Moge hij blij zijn. Wat wilt ge horen voor uw gazetje? Aperitief trouwens? Neen? Half elf? Ja, ik heb een horloge, dank u wel. (schenkt zich een cognac in) Wanneer zet ge trouwens uw recorder aan?”
Academische vrijheid
Alice geeft toe dat ze wat zenuwachtig is over wat haar te wachten staat, maar over één punt blijft ze zich zorgen maken. “Al die berichtgeving over seksuele intimidatie en machocultuur. Zou het echt zo erg zijn?”
Professor Vincke stelt sceptici gerust: “Ja, ik hoor u al komen. Een paar relaties met doctoraatsstudentes. Donder en bliksem. Vingertje in de lucht. Och god. Wat is nu het punt van een academische opleiding in de vrije kunsten? Het achterlaten van de burgerlijke conventies maakt daar integraal deel van uit. (steekt sigaret op) Ik weet nog goed hoe ik als jongeman indertijd lid was van een selecte leesclub van veelbelovende literatuurstudenten. Die kwamen des avonds samen in het huis van de prof om samen onder het genot van marihuana en andere, meer experimentele, middelen de metafysische liefdespoëzie van John Donne te lezen, te bespreken en in de praktijk te brengen. Vaak deed de prof zelfs niet mee, maar stelde hij zich tevreden met het organiseren van de liefdesparen, al dan niet met zachte doch strenge hand posities corrigerend, vooraleer hij zich terugtrok in zijn fauteuil bij het haardvuur om in zijn ledergebonden exemplaar in alle stilte verder te lezen terwijl wij het Perzisch tapijt zaten te bevlekken. En daar heeft nooit iemand over geklaagd. Integendeel. (lange staar in de verte) En nu buiten, gij.”