Beestenbos is boos
Kunstenaars, dat zijn toch linkse rakkers gehuld in biologisch katoen die minstens een vegan lifestyle aanhangen? Niet echt, zo blijkt. ‘No animals were harmed while making this art’ is een label dat vaak niet van toepassing is. Van goudvissen in de blender tot verhongerende honden in het museum, hoe ver kunnen en mogen kunstenaars gaan?
Jan Fabre houdt van diertjes. Koteletjes, een goede steak, een lekker plakje ham ... hij weet er wel raad mee. Tijdens Mount Olympus — zijn 24 uur durende opvoering van de Griekse mythologie — vloog een volledige slagerij over het podium, tot de planken doordrongen waren van het bloed. Niet bevorderlijk voor de ‘Dagen zonder vlees’-aanhangers, maar goed, die beesten waren toch al dood. Dan hadden de vogelspinnen die hij in een doolhof van scheermesjes zette het toch iets zwaarder te verduren. Maar wie ligt wakker van die akelige kriebelaars, op GAIA na. Het kattenincident daarentegen raakte wel een pak gevoelige zieltjes. In 2012 jongleerde het enfant terrible van de Belgische kunst met poesjes op de trappen van het Antwerpse stadhuis. Niet naar de zin van het schepencollege en het voltallige internet. Fabres reactie luidde dat ‘de katjes nog perfect gelukkig zijn’.
Blubje in een bad van bloed
Fabre is niet de enige die dieren op een nogal twijfelachtige manier tot kunst verheft. Katinka Simonse, een Nederlandse die kunst maakt onder het lieflijke pseudoniem TINKEBELL, maakte eigenhandig haar kat een kopje kleiner om er een poezelig handtasje van te maken. Daarnaast dreigde ze om 60 kuikentjes door de versnipperaar te halen en liet ze hamsters eindeloos rondjes lopen in een rad. TINKEBELL wil met haar acties, zoals een goede moraalfee betaamt, vragen oproepen over de dubbele moraal die mensen hanteren: dieren afmaken en oppeuzelen is oké, zolang het maar niet hun eigen huisdiertjes zijn. Het legt een pijnpunt in de discussie bloot: mogen dieren ingezet worden en zelfs gruweldaden ondergaan om het publiek duidelijk te maken welk leed ze zelf berokkenen? Of staren de toeschouwers zich blind op de rondvliegende pluimpjes en het opspattende bloed waardoor de boodschap totaal verloren gaat?
“Een aantal vissen eindigde als smoothie”
De lijst met voorbeelden van dieren die dienen als martelaar in naam van de kunst is eindeloos. Nog een paar voorbeelden: Guillermo Vargas liet in de 2007 een hond verhongeren in een galerij in Nicaragua. De hondenbrokjes lagen net buiten bereik van het beestje, dat stierf van ontbering. Vargas verweerde zich door te stellen dat ook niemand van het publiek de moeite nam om de hond te bevrijden en dat hij net de hypocrisie van het feit dat niemand om een straathond geeft aan de kaak wou stellen. Er valt iets voor te zeggen. Marco Evaristti maakte in 2000 ‘Helena and El Pescador’. Hij stopte een school goudvissen in blenders en daagde het museumpubliek uit om de schakelaar om te zetten. Een aantal vissen eindigden als smoothie, de museumdirecteur werd vervolgd. Wat ons bij het juridische aspect brengt: in welke mate bestaan er wetten of richtlijnen die het gebruik van dieren in of als kunst reguleren?
Wetten van willen maar niet kunnen
Het kluwen van wetten, verdragen en charters maakt de zaak er niet eenvoudiger op. De Verenigde Naties lijken op het eerste gezicht aan de kant van de kunstenaar te staan. Het recht op vrijheid van artistieke expressie en creativiteit is opgenomen in het internationale verdrag inzake economische, sociale en culturele rechten. Maar die vrijheid mag de ‘vijf vrijheden’ die Europa aan beestjes geeft niet in de weg staan: vrijheid van honger en dorst, vrijheid van ongemak, vrijheid van pijn, schade en ziekte, vrijheid om normaal gedrag te stellen en vrijheid van angst. In elk van de bovenstaande voorbeelden is er sprake van schending van minstens één van deze rechten. De vrijheid van expressie is dus net als het recht op vrije meningsuiting niet absoluut, ook al proberen tal van kunstenaars de rechter daarvan te overtuigen.
Bovenop deze bescherming vaardigde de International Council of Museums (ICOM) in 1986 De Ethische Code voor Musea uit, die zowel Nederland als Vlaanderen ondertekenden. Het is een instrument voor zelfregulatie met als doel de hiaten in de nationale wetgeving op te vangen. De code verbiedt het gebruik van dieren in kunst niet, maar stelt dat een museum dat levende dieren houdt de volle verantwoordelijkheid voor hun gezondheid en welzijn draagt. Dat er toch nog zoveel katjes en hondjes eindigen als voer voor psychopatische kunstenaars, toont de gebreken ervan. Niet elk land nam de moeite om z’n krabbel eronder te plaatsen en de code geldt enkel voor musea. Podiumkunsten blijven dus buiten schot. Het grootste probleem is echter dat dit maar een zelfregulerend vehikel is. De code is dus niet afdwingbaar en legt geen sancties op. (Onze oprechte excuses voor de gortdroge opsomming van wetteksten met veel te lange namen. We moeten de rechtenstudenten ook tevreden houden. Zo lezen die ook eens een cultuurartikel.)
Volgens de Europese wetgeving moet een restrictie op de vrijheid van artistieke expressie “proportioneel en noodzakelijk” zijn. En net daar wringt het schoentje. Neem het voorbeeld van Marco Evaristti met zijn vissenbloedsmoothie. Hij wou mensen net confronteren met hun geweten: Duw ik op de knop van de blender of niet? In de rechtszaak tegen de curator van Evaristti’s kunstwerk is dan ook beslist dat het recht op welzijn van de vissen niet voldoende was om de vrijheid van artistieke expressie te beperken. De wetgeving legt misbruik dus wel aan banden, maar in de praktijk heeft de rechter het laatste woord.
Pluche als alternatief
Niet alle kunstenaars dromen van een carrière als slachter. Er zijn heel wat artiesten die op een ondubbelzinnige wijze vechten voor dierenrechten. Rembrandt hield weliswaar van een streepje vrouwelijk vlees, maar dierlijke proteïnen liet hij als vegetarische pionier links liggen. Vivienne Westwood en andere ontwerpers keren zich radicaal tegen bont en leer. Zoe Birrell maakte 420 koeien uit fair-trade chocolade als wake-up call voor het psychische leed van dieren. Wie wil g(r)imlachen moet het filmpje ‘Sirens of the lambs’ van Banksy eens opzoeken: knuffeldieren in een veevrachtwagen om de vleesindustrie in vraag te stellen.
De combinatie van dieren en kunst leidt steevast tot een felle polemiek en hevige reacties van het publiek. Laat ons hopen dat ook Bella, Fifi en Minoes er wel bij varen, en niet enkel de beurs van artiesten en musea