Geen pijn voor ons proefkonijn
- editie
- 570
- categorie
- wetenschap
Dierproeven: ethisch verantwoord of niet? Een consensus bereiken blijkt verschrikkelijk moeilijk. Spelen ze nog steeds een onvermijdelijke rol in ons hedendaags onderzoek, of worden ze langzaamaan voorbijgestreefd door nieuwe methodes?


Professor Peter Brouckaert, verbonden aan de Universiteit Gent, stond ons hiervoor graag te woord. Hij is gespecialiseerd in Moleculaire Pathofysiologie en Experimentele Therapie en heeft doorheen zijn carrière vaak dieren in verschillende proeven gebruikt. Hij vertelt ons vanuit zijn expertise als wetenschapper, maar ook als voorzitter van de Ethische Commissie Dierproeven, hoe hij de veranderingen in het wetenschappelijk onderzoek ziet.
“Chinezen houden ook van honden, maar dan liefst in een zoetzuur sausje”
Problematiek van de pet lovers
Over de diersoorten die voor testen gebruikt worden, doen verschillende misvattingen de ronde. In België zijn bijvoorbeeld minder dan een op honderd proefdieren gezelschapsdieren. Dat zijn er in totaal zo’n 1000 tot 1500 per jaar. “Binnen de UGent worden honden, katten en paarden uitsluitend gebruikt voor soorteigen onderzoek, dus niet voor mensen”, laat professor Brouckaert ons weten. Toch lijkt onze bevolking vooral kritiek te uiten op het geringe gebruik van deze dieren, terwijl meer dan 90% van alle proefdieren tot de familie van de muizen, ratten of zebravissen behoort. De oorzaak hiervan is dat onderzoekers steeds gebruik maken van ‘de laagst mogelijke soort’ binnen de nogal irrationeel bepaalde hiërarchie van dieren, waarin gezelschapsdieren nu eenmaal hoger scoren dan het zogenaamde ongedierte. Zo hangt de keuze voor een bepaalde soort dus samen met de mate waarin er een emotionele relatie bestaat tussen de mens en het dier in kwestie. Uiteraard verschilt deze band van de ene cultuur tot de andere, waardoor een akkoord over de diersoort die voor een bepaald testtype ingezet moet worden onmogelijk wordt. “Chinezen houden ook van honden, maar dan liefst in een zoetzuur sausje”, aldus Brouckaert.
Retteketet … in naam der wet?
Over Chinezen gesproken: in China mogen er enkel en alleen cosmeticaproducten geïmporteerd worden waarvan de stoffen eerst op dieren getest zijn. Sinds 2013 vormt deze eis een marktprobleem voor onze cosmetica-industrie, toen het verbod op dierproeven door de Europese wetgeving uitgebreid werd tot dierproeven buiten de EU. Zo worden in feite alle beslissingen rond het gebruik van dierproeven voor hedendaags onderzoek genomen; Europa legt vast hoe de werking van producten onderzocht moet worden, en daar komt weinig ethisch redeneren bij kijken. “_The only human being looking for changes is a baby with a wet diaper_”, een spreekwoord waarmee Brouckaert de nogal conservatieve houding van Europa ter sprake brengt. Het gebod om met dierproeven te blijven werken komt dus vooral van hogerop. Dan is het jammer dat chemische bedrijven en de hele farmaceutische wereld (ten onrechte) kritische opmerkingen over zich heen krijgen. Zij staan namelijk wel open voor veranderingen in de toekomst, maar ze moeten zich vaak aan de wetgeving houden terwijl er al doeltreffende alternatieven bestaan. Een bekend voorbeeld is de wet die farmaceuten verplicht het risico op oogirritaties van bepaalde producten te controleren via testen op de oogjes van konijnen. Wanneer een alternatieve test wordt uitgevoerd, dan mag het product simpelweg niet op de markt gebracht worden.
Overbodig versus onvermijdelijk
De beruchte oogtest op konijnen is een illustratie van een eerste type onderzoek waarvoor gebruik gemaakt wordt van testen op dieren: de routinetoxicologie. Hierbij gaat men na of bepaalde stoffen, zoals geneesmiddelen of nieuwe scheikundige stoffen, al dan niet giftig zijn. Men is het er binnen de sector echter over eens dat dierproeven een aflopende zaak zouden kunnen en moeten zijn. Zo kan men bijvoorbeeld ogen van geslachte runderen gebruiken om te testen of chemische stoffen irritatie opwekken en wordt er geen onnodige schade toegebracht aan levende konijnen. Deze positieve trend van vervanging zet zich helaas niet voort in het gebied van de discovery research, waar jammer genoeg dierproeven een noodzakelijk element in de mix vormen. Professor Brouckaert: “Alle groepen binnen dit onderzoeksgebied werken met verschillende componenten die uiteindelijk een totaalbeeld geven: computersimulaties, proefbuisjes (in vitro), dierlijk materiaal, levende dieren, menselijk materiaal én levende mensen. Elk van deze elementen is noodzakelijk, en dus kunnen dierproeven niet zomaar weggelaten worden uit het proces. Dan zouden directe testen op mensen immers als enige alternatief optreden.” In tegenstelling tot de routinetoxicologie blijkt de discovery research in de voorzienbare toekomst nog steeds onvermijdelijk gebruik te zullen maken van dierproeven.
“Het aantal proefdieren zal in de toekomst, en dan met name binnen de discovery research, niet dalen.”
Wat brengt de toekomst?
Hoewel de wetenschap streeft naar een optimale inzet van alternatieve methodes, kunnen zij dierproeven niet altijd op voldoende wijze vervangen. En hier komt het slechte nieuws voor dierenrechtenactivisten: het aantal proefdieren zal in de toekomst, en dan met name binnen de discovery research, alleszins niet dalen. Door het groeiend aantal onderzoeken zal men er zelfs nog meer gebruik van maken. Wat de laatste jaren wel sterk afgenomen is, en ook zal blijven afnemen, is de totale hoeveelheid lijden, dat al met zo’n 90 tot 95% verminderd is. In deze berekening wordt het sterven van het dier, na doden op de meest pijnloze manier echter niet meegeteld als lijden, terwijl vroeger net de overleving ten opzichte van het “spontaan” sterven aan de ziekte van het dier als parameter van goede dierproeven gold. Als een wetenschapper vandaag dus een proefdier ‘in slaap doet’, zou het dier geen pijn lijden. “Dood zijn, daar heb je geen last van. Van sterven wel”, dixit Brouckaert. Vanaf het ogenblik dat men ontdekt dat een product niet doeltreffend is en het dier schade zou kunnen toebrengen, wordt tot inslapen overgegaan.
“Dood zijn, daar heb je geen last van. Van sterven wel.”
Kan het ook anders?
Studentenvereniging Sense gaat niet akkoord met het beleid zoals het nu gevoerd wordt. De Gentse dierenwelzijnsorganisatie pleit al sinds het begin van haar bestaan voor dierenrechten in het algemeen en heeft ook over het debat rond dierproeven het een en ander op te merken. “Er wordt nog steeds veel te weinig geld geïnvesteerd in onderzoek naar nieuwe en plaatsvervangende methoden”, zo klinkt het. “Het is vrij makkelijk om te zeggen dat men momenteel niet zonder dierproeven kan. Dat is nu misschien wel gedeeltelijk waar, maar als er geen moeite gedaan wordt om alternatieve methoden te zoeken, dan zal dat ook nooit veranderen. Er is te weinig wil om werkelijk fundamenteel verandering te brengen. We zouden actief moeten streven naar het volledig elimineren van dierproeven op lange termijn. Natuurlijk is dit een langzaam proces, dat begrijpen wij ook wel, maar nu lijkt het alsof er niet gestreefd wordt naar volledige uitsluiting van dierproeven, alleen maar vermindering.”
Reacties
Als Adviseur Wetenschap en
Op 13 oktober 2016 om 13:15 door Debby WeijersAls Adviseur Wetenschap en Innovatie bij Stichting Proefdiervrij, ben ik het helemaal met Studentenvereniging Sense eens. Precies om de redenen die zij aankaarten, investeren wij in de ontwikkeling van proefdiervrij onderzoek (https://proefdiervrij.nl/onderzoek/). Daarnaast heb ik ook veel contact met onderzoekers om kansen en barrières van proefdiervrije methodes in kaart te brengen. Het “conservatisme” binnen de wetenschappelijke wereld dat Sense benoemd, is door ons gedefinieerd als één van de grootste barrières. Door colleges te verzorgen op universiteiten (https://proefdiervrij.nl/onderwijs/proefdiervrij-college/) hopen we een mindshift te creëren om beweging te krijgen in dat conservatisme.
Nieuwe reactie inzenden